Zwartewaal, Hervormde kerk
De dorpskerk van Zwartewaal is een in oorsprong laat-gotisch kerkgebouw en in
baksteen uitgevoerd.
Het langwerpige gebouw bestaat uit een eenbeukig schip van vijf traveeën en een
eenbeukig koor dat drie traveeën telt en dat vijfzijdig is gesloten.
Bijzonder opvallend is het hoogteverschil tussen het dak van het koor en de
kerk, het dak van het koor ligt ongeveer anderhalve meter hoger dan dat van de
kerk.
De kerk is georiënteerd, dat wil zeggen met het koor naar het oosten gewend.
Het torentje bevindt zich aan de westzijde, het is grotendeels ingebouwd in de
eerste schiptravee; boven het dak zijn alleen de klokkenverdieping en de
achtkantige spits zichtbaar.
De kerk is uitwendig sober uitgevoerd, met vrijwel volledig uit baksteen
opgetrokken gevels.
Duidelijk waarneembaar is dat op tal van plaatsen sporen van herstellingen en
restauraties hebben plaatsgevonden, vooral onder de vensters.
De zijgevels en het koor zijn uitgevoerd in rode baksteen.
De torenspits is met leien gedekt, schubvormig in schuin oplopende lijnen
gelegd, in z.g. “Rijndekking”.
De leiendaken van het schip en koor hebben daarentegen een “Maasdekking”, met
rechthoekige leien die in horizontale rijen en elkaar overlappend zijn
aangebracht.
De preekkerk heeft wit gepleisterde wanden. Het oostelijk deel van het schip en
het koor zijn met elkaar verbonden door de hoge, spitse triomfboog.
In het oosten bevindt zich de preekstoel met recht daartegenover, op een
galerij, het orgel.
De vloer van de preekkerk is van hardstenen tegels, met in het middenpad en voor
het doophek een reeks grafzerken.
Het koor heeft een spits tonggewelf met beschot en ook het oostelijk deel van
het aanzienlijk lagere schipgewelf is beschoten; het huidige gewelfbeschot is
aangebracht tijdens de restauratie.
De preekstoel dateert vermoedelijk uit het tweede kwart van de 17de eeuw en
heeft een zeszijdige kuip met een koperen kansellezenaar van een bekend
zeventiende-eeuws type met krullende bladeren. Ook de voorgangerslezenaar
dateert eveneens uit deze tijd.
Voorts bezit de kerk twee dubbele wandbanken met boogpanelen, die even oud zijn
als de preekstoel.
Het eenvoudige, strakke doophek, dat thans zo is gemonteerd dat het kan worden
weggeklapt, zou uit 1794 kunnen dateren, het jaar waarin het liturgisch centrum
naar de koorsluiting werd verplaatst.
In de kerk bevinden zich verder een 19de-eeuwse, gehoute archiefkist met het
opschrift “Kerkeraadskist van Zwartewaal” en een wapenbord van de familie
De Sauvage Nolting, in 1925 door de toenmalige ambachtheer, lid van deze
familie, aan de kerk geschonken.
Het wapen op dit bord toont onder meer vier wildemannen.
Twee wildemannen fungeren als schildhouders.
De kerk bezit een aantal grafzerken, die sinds de restauratie voornamelijk in
het middenpad en voor het doophek liggen. De meeste dateren uit de 17de eeuw
(enkele voorzien van een huismerk), twee zijn 18de-eeuws en één fragment draagt
het jaartal 1570.
De luidklok in de toren is blijkens een der opschriften in 1770 door Pieter
Bakker te Rotterdam vervaardigd; de andere twee opschriften geven
respectievelijk de namen van de schout, de burgemeester en de twee kerkmeesters
en die van de “Commissarissen van Swartewaal”.
Op de tweede torenverdieping staat een vermoedelijk midden-18de-eeuws mechanisch
uurwerk met secondenslinger; het heeft een smeedijzeren frame, koperen
tandwielen en koperen sierknoppen. De houten stoel waar dit uurwerk op staat, is
aanzienlijk ouder; gezien de vorm waarin een deel van het muurwerk hier ter
plaatse is weggekapt, is het aannemelijk dat op deze stoel oorspronkelijk een
groter uurwerk met een langere slinger heeft gestaan.
Verder bezit de kerk een zilveren Avondmaalsstel, bestaande uit twee
zeventiende-eeuwse bekers, een eveneens zeventiende-eeuwse schaal en twee
achttiende-eeuwse borden.
Ook is er een negentiende-eeuwse zilveren doopbekken aanwezig.
Bronnen: